Hieronder een stuk uit een artikel over Olaf Pride, gepubliceerd in het blad "Draver & Volbloed ", voorjaar 1978.
Een best jaar (1977)
Al met al heb je een best jaar achter de rug (1977). Hoeveel heb je eigenlijk verdiend? Manus Bouwhuis: „Vorig jaar hebben m'n dravers f 335.000,- bijeen gelopen en dan maak je natuurlijk een heel best jaar. Kijk, met Olaf Pride zijn we natuurlijk de koning te rijk. Een crack op stal stimuleert enorm. Maar we hadden meer broodverdieners. Patty Zora verdiende f 60.000 en Nevada K deed het ook heel best met f 45.000,-. De twee jaren daarvoor hebben we slecht gedraaid, moest er geld bij. Vorig jaar heeft alles in een
klap goedgemaakt, de financiële problemen opgelost." Heeft de invoering van vaste pensiongelden in zijn algemeenheid een positieve invloed uitgeoefend? Bouwhuis: "Ik ben persoonlijk van mening, dat het een hoop heeft geholpen. Momenteel vraag ik f 450,- en 25 procent van het gewonnen geld. Daar houd ik me aan en verder ga ik automatisch mee met de verhogingen. Het is wel zo ongeveer het minimum, dat je nu moet vragen, je kunt je paarden ervan onderhouden. Binnenkort betrek ik m'n nieuwe entrainement aan de overzijde van de baan. Dan gaat de huur met duizend gulden per maand omhoog. Tot april-mei red ik het wel. We hebben al een aanvraag lopen om nog 10 boxen te mogen bouwen. Dan kan ik het juiste aantal paarden in training hebben en dat is nodig om de zaak financieel te klaren.
Waarom ik in Hilversum ben gebleven? Daar zijn verschillende redenen voor. Ten eerste ligt het centraal, ten tweede hebben we hier een prachtige gelegenheid om te trainen. Naast de drafbaan hebben we twee zandbanen ter beschikking, een van duizend en een van tweeduizend meter. Een heleboel mensen weten dat niet, maar er is ruimte genoeg. Een voordeel is ook, dat er te Hilversum het gehele jaar koers is. Bovendien hebben de eigenaren geen reiskosten. Van baanmoeheid is niet of nauwelijks sprake."
Jochie van zes
Hoe ziet de loopbaan van Manus Bouwhuis er in de drafsport eigenlijk uit? Bouwhuis: „Als jochie van zes kwam ik al op m'n klompen bij oude Jan van Leeuwen. Ik ging dan met m'n vriendjes paardjes kijken. Toen ik 19 was heb ik een jaar bij ouwe Jan Wagenaar gewerkt. Dat ging goed hoor. Ik heb er veel opgestoken en ben blij, dat ik er geweest ben. Ouwe Jan was een prakkizeerder, probeerde steeds weer iets nieuws. Daar steek je wat van op. Daarna heb ik een jaar bij Buck Leeman en Jan de Graaf gezeten en free-lance gereden. Daarna was ik het zwerven wat zat. Buck had vier boxen leeg en toen ben ik zelf wat gaan rommelen. In het Kerstnummer van Paardesport in ren en draf zette ik een advertentie, waarin ik m'n eigenaars enzovoorts een gelukkig nieuwjaar wenste en binnen twee maanden had ik tien dravers in training. Geersen bood me drie boxen aan in Hilversum en van lieverlee werd het allemaal groter. De directeur van het Sportpark, de heer De Jong, heeft me altijd enorm geholpen om de uitbreidingen te realiseren. Ik zit nu veertien jaar als trainer op Hilversum. Bekende paarden? Alice van Hagheweyde, die zo jammerlijk in de Gouden Zweep verongelukte. Eberdine TH, die in de laatste maand dat ze liep de ene grote koers na de andere won. "Ze had verschrikkelijk veel speed en ik heb nu kinderen van haar in training. 't Worden fijne koerspaarden, maar ze zijn evenals hun moeder niet vroeg. Met Mirko Buitenzorg won ik de Produktendraverij, doch toen had hij al last van hoefkatrol. Generaal Padua B was ook een beste. Ze noemden hem de „Koning van het Noorden". Jacob R was ook een paard met heel veel speed. Kreeg op een gegeven moment een virus en is daarna nooit meer helemaal de oude geweest. Dan nog Ilina, die ruim f 70.000,- verdiende. Met haar werd ik tweede in het Europees Kampioenschap der Vijfjarigen. Aan dat kampioenschap heb ik tot nu toe driemaal deelgenomen. In 1965 was ik gastrijder achter Barones Spencer K en ook met Nevada K ben ik ernaar toe geweest. Hopelijk wordt Olaf Pride de vierde."
Jaarlingen
Je bent jaren zeer aktief geweest op de jaarlingenshows. Dat is de laatste jaren wat minder. Hoe komt dat? Manus: „Ja, het klaarmaken en voorbrengen van jaarlingen was en is honderd procent mijn liefhebberij. Drie jaar geleden heb ik op Koninginnedag met Jilles Hanover een valpartij gehad. Ik had een zware hersenschudding en een gebroken neus, uiterst vervelend. Daarna heb ik behalve een constante verkoudheid ook veel hoofdpijn overgehouden. Hardlopen is er nu niet meer bij. Jammer, ik werd indertijd
tweemaal als de beste monsterknecht uitgeroepen. Dit jaar werd Spencer K nog kampioen. Dat is een veelbelovend jong paard. Hij is echter flink aan de maat en we kunnen er nog niet teveel mee doen."
Boven: Epinard Kitty van Enterprise uit Kitty Zora
op de jaarlingenshow 1964 op de baan van Hilversum.
Hij wordt voorgebracht door Manus Bouwhuis.
De langebaan
Manus Bouwhuis is dravertrainer in hart en nieren. Hij is verheugd over de forse groei van het prijzengeld, maar zou op de kleinere banen graag de vijfde prijs ingevoerd zien. Ook de invoering van vaste rijderskleuren staat op zijn verlanglijstje. Moeder de vrouw staat nu soms 's nachts om twaalf uur nog te wassen, vertelt hij. Ook het functioneren van de Stichting N.D.R.
roept bij Bouwhuis tevredenheid in zijn woorden op, al zag hij graag enkele erg kleine banen ingewisseld tegen een grote baan.
Ook ten aanzien van de rechtspraak is hij mild in zijn oordeel. Hij heeft er de laatste jaren ook niet zoveel mee van doen gehad. Constateert, dat er wel enkele rijders zijn, waar je altijd rekening mee moet houden. Hij acht het strenger worden van toelatingseisen en een verhoogde kwaliteit van de opleidingen van groot belang. Wijst er met nadruk op, dat de inspangelden erg
zijn achtergebleven bij de verder wel gestegen prijzen. Vijf gulden is toch het minste, dat je de jongens geven moet. Je moet het voor de jongens aantrekkelijk houden, is zijn besliste mening.
Kortebaan
Met Manus Bouwhuis praten betekent ook praten over de kortebaan. Bouwhuis: „Ook dat is een grote hobby van me. Ik heb een paar jaar goede kortebaners gehad, zoals Juweeltje Carlos, Handy Mac en Marion Fortuna. Jan van Leeuwen en Jan Wagenaar waren fanatiek in dat vak en dat heb ik wat van ze meegekregen. Kortebanen is een sport voor fanatieke jongens. Het ene moment schelden ze op mekaar, het andere moment drinken ze samen een pilsje. Of kortebanen moeilijk is? Och, het ligt je of het ligt je niet. De loting is belangrijk. 't Gaat overigens niet meer zo fanatiek toe als vroeger. De gebroeders Pools, die maken er nog een fanatieke strijd van."
Nieuwe accomodatie
Tot slot van mijn bezoek brengen we nog een half uurtje door op het nieuwe entrainement, dat aan de zuidoostkant van het Sportpark snel zijn voltooiing nadert. In totaal 38 ruime boxen van 3 x 4 meter, waar door de toepassing van lichtplaten het daglicht vrijelijk doordringt, zullen een fijn onderkomen voor de dravers worden. Daarboven bevindt zich een zeer royale hooi- en stroberging. De boxen zelf zijn schuinaflopend naar een urinegoot. Deuren, hekken, drinkbakken (automatisch) en voederbakken zijn
geheel gegalvaniseerd uitgevoerd. Een tuigenkamer, toilet, douche, kantine en een paarden-solarium completeren het fraaie stalcomplex.
Met zo'n veertig paarden in training is Bouwhuis hard aan deze accommodatie toe. Voor stalcrack Olaf Pride is al een fraaie
hengstenbox gereserveerd. Om van daaruit met zijn „meester" een nieuwe krijgstocht langs nationale en internationale koersbanen te beginnen. We wensen ze veel succes, Manus Bouwhuis.
Tot zover het stuk uit het artikel over Olaf Pride, gepubliceerd in het blad "Draver & Volbloed ", voorjaar 1978. De rest is te lezen op de pagina van Olaf Pride bij de BN-ers in de Hall of Fame.
Manus Bouwhuis en Olaf Pride
Boven: Olaf Pride en Manus poseren in 1978.
Boven: Olaf Pride en Manus in 1978.
Boven: Olaf Pride en Manus in 1978.
(Voor meer paarden van Manus, zie onderaan deze pagina)
Wilt u nog meer lezen?
Hieronder nog een artikel over Manus Bouwhuis uit het boek
"Hoop en glorie in de Drafsport ", uit 1980.
Met je schoonmoeder kun je niet
winnen (volgens Manus Bouwhuis)
Manus Bouwhuis uit Hilversum is Nederlands kampioen 1978 en 1979.
Enkele dagen voor Kerstmis 1978 wist hij het al. Zijn grote rivaal Jan
Wagenaar kon hem onmogelijk meer inhalen en op Stal Alice bij de
baan in Hilversum heerste al een bedwongen feestvreugde, bedwongen
omdat het allemaal nog niet officieel was.
Die dag was er geen koers. De baan lag er verlaten in de winterse kou.
De tribune was leeg. Op het parkeerterrein stond geen enkele auto.
Maar in Stal Alice heerste de gewone alledaagse bedrijvigheid, want
Manus Bouwhuis traint als hij niet koerst toch altijd nog zes tot zeven
uur per dag. Bovendien moeten de boxen schoon zijn en de paarden
hebben hun verzorging nodig.
Hij ontvangt ons in zijn kantoortje bij de ingang van de stal. Gerard
Kolman en Jan Dijs, die al elf jaar bij hem werken, zijn met Rudi Krant
en twee freelancers in de stal bezig waar, paarden onder een straalkachel
zorgvuldig hun dagelijkse roskambeurt krijgen.
Wie is Manus Bouwhuis werkelijk? Is hij de
gemakkelijke prater, het feestnummer, zoals hij nogal
eens wordt afgeschilderd, de vrolijke jongen, de
zorgeloze clown, die met zijn gulle lach mensenharten
verovert? Of is hij de alles-weter, de grootspreker, die
door foefjes de door iedereen begeerde nationale titel
heeft veroverd in die geweldige strijd met Jan
Wagenaar?
Geruchten zijn vaak sterker dan de waarheid. Ze
vermenigvuldigen zich ook. Ze gaan hun eigen leven
leiden en vertekenen. Ze hebben van alles wat, behalve
van de pure realiteit. Laten we daarom eens proberen
onze nationale kampioen te ontrafelen voor de mensen
die hem hielpen zijn kampioenschap te behalen, zijn
vrienden, en voor hen die hem dat kampioenschap - om
wat voor reden dan ook - misgunden.
Een zaak staat voor ons vast. Manus Bouwhuis is altijd
zichzelf. Hij is wars van vertoon, wars van
onderdanigheid, wars van plechtstatigheid en hij houdt
niet alleen van paarden maar ook van mensen. Hij
windt nergens doekjes om, noch om zijn verleden noch
om het heden, noch om de dreigementen dat ze zijn
vrouw en zijn kinderen iets zouden aandoen als hij
doorging met winnen.
Hij schaamt zich er niet voor eerlijk te vertellen dat hij
uit een doodarm weversgezin uit Hilversum komt. Dat
hij met moeite de lagere school afmaakte, omdat hij al
heel jong bij Jan van Leeuwen kwam, dat hij na de
lagere school f 7,50 per week verdiende. Dat hij te voet
elke dag naar zijn werk moest, omdat ze thuis noch de
bus noch een fiets konden betalen, omdat armoe troef
was.
Als we door die 'begin-ellende' heenprikken, voelen we
daar al de geboorte van zijn eerzucht, zijn behoefte aan
populariteit en gezelligheid, zijn verlangen naar eer en
roem, zijn doorzettingsvermogen en zijn strijdlust,
geboren in de grauwe werkelijkheid van het niets-zijn,
het niets kunnen van die jaren in en na de laatste
wereldoorlog.
Grauwe huisjes, grauwe straatjes, grauwe toekomst met
als enige lichtpunt zijn liefde voor paarden, als een
toeval ontstaan omdat een vriendje hem op zijn zesde -
toen hij net nieuwe klompjes had gekregen - meenam
naar de stallen op de baan in Hilversum. Daar
ontwaakte al heel vroeg de echte Manus Bouwhuis, die
later zijn studie aan de lagere school volkomen
ondergeschikt maakte aan zijn paardenmanie. De kleine
jongen droomde er toen al van eens trainer te worden,
een volkomen dwaze droom van een volksjongen in een
tijd toen de kloof tussen wedstrijdpaarden en gewone
mensen nog gigantisch was.
'Ik heb de lagere school wel afgemaakt, maar van de
zesde klas heb ik niet eens een rapport gehad, want ik
spijbelde meer dan dat ik naar school ging', zegt hij nu
eigenlijk zonder veel spijt. 'Zondags ging ik altijd met
Jan van Leeuwen naar Groningen. Hij had toen een
heel best paard, Madame B, en dan zat ik achterin bij
het paard in de trailer. Ik vond het heerlijk, maar op
maandagochtend viel ik in de klas in slaap en moest de
meester me wakker maken. U kunt begrijpen hoe blij ik
was toen ik van school af kon en ik leerling-pikeur werd
bij Jan van Leeuwen. Ik was toen dertien jaar en na
enige tijd mocht ik de paarden in- en uitrijden en zelfs
meedoen aan open koersen met Sagne d'Or, een
Sweepstakes-winnares. Het was een heel naar paard,
altijd slaan en bijten, maar ik kon het heel goed met
haar vinden en op mijn zeventiende jaar ben ik veertien
keer achter elkaar tweede met haar geworden. Nou ja,
dan groei je vanzelf naar elkaar toe en tenslotte kon ik
geen kwaad meer bij haar doen.
In die tijd had je twee hele grote trainers Willem
Geersen en Jan Wagenaar sr. en op een dag kom ik
ook tegen de eerste uit. Ik vergeet nooit meer hoe hij
aan de kop reed, een beetje van de reling af. Ik dook er
tussenin, Geersen zag het en brulde: "Donder op,
kwajongen". Toch was hij een fijne vent die me later
veel geholpen heeft. Van Jan van Leeuwen heb ik
ontzettend veel geleerd vooral hoe je starten moet. In
die tijd had je veel meer bandenstarts dan tegenwoordig.
Van Leeuwen had er een hekel aan als je niet goed
wegkwam en dan kreeg je het wel eens gepeperd
uitgemeten. Daar had hij nog gelijk in ook en hij leerde
me de jonge paarden daarop te trainen'.
Manus Bouwhuis zet zijn pet op en af en kijkt hoe er
weer een paard wordt binnengelaten. Niets ontgaat
hem. Hij blijft attent, want een ongelukje ligt op een
klein plaatsje.
Als hij weer begint te vertellen, glundert zijn hele
gezicht.
'Mijn eerste overwinning vergeet ik natuurlijk nooit. Dat
was een Ontheffingskoers op Duindigt met Utopie. Het
was de eerste en de laatste overwinning die ik met dat
paardje behaalde. Het was een heel nerveus ding en ik
was pas zestien. Ik kon nog niet eens zo goed bij de
steunen en daarom had ik mijn voeten in de vorken van
de sulky zitten. Zo'n blaag was ik nog. Jan van
Leeuwen was zo trots als een aap op me. Hij was een
geweldige fanatiekeling, maar dat ben ik ook dus
hadden we elkaar niets te verwijten. Maar met paarden
omgaan, kon hij. Hij floot altijd naar ze en zo kenden ze
hem als geen ander. Als we dan 's middags om half een
eten moesten bij hem thuis dan floot hij vanaf de
Soestdijkerstraatweg en dat was een heel eind van de
stallen af, maar we konden dan aan de paarden horen
dat het pauze was. Geweldige vent. Ik ben tot mijn
negentiende bij hem geweest en hij is het die me
geleerd heeft wat in de drafsport stijl betekent. Nu
heeft natuurlijk elke pikeur zijn eigen stijl, dat weet ik
ook wel, maar toch zie ik niet graag mensen rijden die
met hun handen op de borst zitten. Daar kan ik slecht
tegen. Als mijn jongens rijden, zeg ik altijd: "Pak die
teugel maar een gaatje korter". En dat zei Jan van
Leeuwen ook altijd. Houd je armen gestrekt, want als
een paard wegspringt heb je niets te vertellen als je ze
maar half gestrekt hebt. Dan ga je achterover. Mij zul je
in een koers altijd iets voorover gebogen zien zitten met
een paard dat van huis uit trekt. Nou zult u zeggen dat
dat moeilijke paarden zijn en dat is ook zo. Maar de
echte moeilijke paarden zijn zij die niet hard kunnen
lopen. Het ideale paard is het paard dat wint, want
daarom is het toch allemaal begonnen, of niet soms?
Daarom weet ik bijvoorbeeld nog heel goed dat ik,
nadat ik bij Jan van Leeuwen was weggegaan, viermaal
met Xenocraat won, een paard van Piet Strooper,
waarmee ik in 1961 zelfs het Nederlands kampioenschap
Leerling-pikeur behaalde'.
Buiten klinkt een kreet, harde stemmen, het slaan van
een paard en binnen een paar sekonden is hij erbij. Als
hij terugkomt, mompelt hij binnensmonds: 'Geen paard
van mij. Krijgt die knaap nog een klap ook. Enfin, het
viel mee. Nou ja, de mens zijn lust is de mens zijn
leven'.
'Toen kwam ik bij ouwe Jan Wagenaar en Jantje, de
zoon, nu de crack, werkte met me samen. Hij moest er
's morgens om zeven uur zijn, hetzelfde werk doen als
ik, want ouwe Wagenaar hield van discipline. Pa was
driftig, een gifkikker, jonge Jan gesloten, maar ook
driftig, stil, maar ja, stille waters hebben diepe gronden.
Er was wel verschil van werken tussen Van Leeuwen en
Wagenaar. Van Leeuwen zat hier aan de baan, maar in
die tijd hadden we lang niet zo'n mooi trainingscentrum
als we nu hebben. Bij Jan Wagenaar zat je veel meer in
de bossen, maar ook langs de weg naar de koersen.
Nou kon Jan Wagenaar sr. wel een driftkop zijn, maar
hij was ook een denker. Als een paard niet goed ging
dan dokterde hij er net zolang aan tot hij de fout
gevonden had, want hij was nu eenmaal een echte
streber en daar bedoel ik helemaal niets verkeerds mee,
want ik heb een enorm respect voor die man. Trouwens
ook voor zijn zoon Jan, waartegen ik nu gestreden heb
om het Kampioenschap van Nederland. Hij is gewoon
een heel goed pikeur, dat weet iedereen die iets met de
drafsport te maken heeft. Hij is een streber zoals ik. Op
dat punt verschillen we niet veel van elkaar. Op één
punt verschillen we wel van elkaar. Ik ben een jongen
die graag onder de mensen is, hij niet. Ik houd er
bijvoorbeeld van om een overwinning te vieren. Hij niet.
Maar dat wil niet zeggen dat ik beter ben dan hij of hij
beter dan ik. lemand moet zelf weten hoe hij leeft en
op welke manier. Wilt u soms een borrel?'
Als we 'ja' zeggen klaart zijn gezicht helemaal op. Hij
schenkt voor ons een borrel in en voor zichzelf en glas
bier. 'Dat doe ik anders overdag nooit', zegt hij wat
verontschuldigend, maar aan alles is te zien hoe hij met
hart en ziel van gezelligheid houdt en er niets voor voelt
om dat te verbergen ook.
'Nadat ik bij Jan Wagenaar sr. weggegaan was, ben ik
bij Buck Leeman freelance gaan rijden, maar ik werd
het zat en wilde voor mezelf beginnen. Buck had een
paar lege boxen die ik mocht gebruiken en misschien
kon Willem Geersen me wat op stap helpen? Ik naar
hem toe. "Ik was van plan wat voor mezelf te gaan
rommelen. Als het zover is, zoudt u me dan aan een
paar boxen kunnen helpen?"
"Voor jou altijd", antwoordde hij. Ik liet toen een
advertentie plaatsen: "Manus Bouwhuis wenst zijn huidige en toekomstige cliënten prettige kerstdagen en
een gelukkig nieuwjaar toe". Prompt had ik een week
later vijf paarden. En de eerste keer dat ik uitkwam,
pats, daar won ik met een paard. Was me dat even een
opsteker. Ik kende een man uit Loosdrecht, die een
sulky had, tuig en zo en ik naar hem toe. Ik kocht het
allemaal bij elkaar voor fl. 900, die ik met fl. 100 in
de maand mocht afbetalen. Ik werkte ook nog halve
dagen bij Buck Leeman en zo kon ik haver en biks
kopen en als ik eens wat te kort kwam, dan nam ik
stiekum een schep uit de kist. Ik had ook het geluk dat
ik goed op kon schieten met de directeur van het
Sportpark, de heer De Jong. Op zekere dag ging Buck
Leeman hier weg, richting Den Haag, en binnen een
paar minuten zat ik al op het kantoor van De Jong. Hij
zei: "Kom je erom vragen? Ik dacht dat je er al zat",
want hij had natuurlijk allang gezien dat ik er maar vast
een paar paarden had neergezet. Op een dag vertrok
ook Piet Heynen en hij was nog niet weg of mijn
paarden stonden er al. Later hebben ze elf boxen
bijgebouwd en weer ben ik gaan praten en praten met
de directeur en zo is de Stal Alice van de grond
gekomen. Vroeger heette de stal Corina naar de vrouw
van mijn eerste eigenaar, maar later heb ik dit gedoetje
hier naar Alice van Hagheweyde genoemd.
Alice kwam van een trainer en ze was een matige
draver. Ik geloof dat het nu een jaar of elf geleden is. Ik
zat nog niet zolang voor mezelf en de eigenaar had een
beetje schuld, ik kon Alice van hem huren met het
recht op doorverhuur. Ik ben met dat paardje aan de
gang gegaan, heb het wat anders beslagen en ontdekte
dat het last van maandagziekte had, dus je moest het
ook zondags niet laten stilstaan. Vanaf dat moment
ging Alice vooruit, de maandagziekte was overwonnen
en ik won er koers op koers mee, in dat jaar zo'n
fl. 20.000 en dat was in die tijd een hoop geld. Het
jaar was om en iedereen had die man de raad gegeven
haar niet terug te nemen. Hij moest haar maar
doorverhuren, want na al die winst zou hij toch immers
een kapot paard terugkrijgen. Het tegenovergestelde
was het geval. Ik won in twee maanden fl. 15.000
met haar, daarna hebben we haar laten dekken en toen
won ik nog een koers of wat. Toen startte ik hier in de
Gouden Zweep. Vlak voor mij ging Duchesse Mac over
de kop met Arie, daar overheen ging ik, vervolgens
ging Wim Strooper over de kop en daar weer overheen
Joop Ham. Alice was op slag dood en ik ging het
ziekenhuis in met een gebroken neus. Daarom heet mijn
stal Alice naar het paardje dat me zo'n eind op de
goede weg heeft geholpen'.
Manus Bouwhuis is nu heel ernstig. Hij zit heel stil alsof
dat het geheim is om zijn herinneringen op te roepen.
'Sommige mensen denken misschien dat de weg van
een trainer-pikeur volgestrooid is met rozen. Vergeet
het maar. Vier of vijf jaar geleden ben ik op
Koninginnedag hier in Hilversum onderuit gereden. Ik
ging de laatste bocht in met Jilles Hanover en de rest
weet ik niet meer. Ik schijn met een zwieper de baan
overgevlogen te zijn en of een paard of een kar me
geraakt heeft, kan ik niet zeggen. Ik heb twee maanden
thuis gelegen met een gebroken neus, een gebroken
kaak en een schedelbasisfractuur. Daar heb ik veel last
van hoofdpijn van overgehouden en die raak ik ook
nooit meer kwijt. Ik draag ook zoveel mogelijk een bril,
dat moet ik wel. Toen ik weer in de baan kwam, was ik
enkele maanden erg voorzichtig, maar na een paar
koersen heb je er geen erg meer in. Kijk, er wordt
natuurlijk scherp gereden, maar ja, u moet niet vergeten
dat het om geld gaat en dikwijls om veel geld.
Eigenaren willen nu eenmaal graag dat hun paard wint
en dat is logisch, een eigenaar die alleen maar om de
eer een paard heeft, is er bijna niet meer. Daar zijn ook
de kosten te hoog voor. Je moet rekenen dat je
gemiddeld zo'n fl. 700 tot fl. 800 per maand aan een
paard kwijt bent. Als je nu alleen maar mag betalen en
betalen en er komt nooit wat binnen dan gaat de lol
voor de man er af, maar voor mij ook. Er kwam
kortgeleden nog een oud-trainer bij me binnen met de
vraag of zijn paard bij mij kon staan. Hij vroeg of ik dat
paardje wilde trainen en zei tegen hem: "Prima. Ik zal
hem drie maanden proberen. Als hij niet voldoet dan
moet hij weg". Kijk dan heb je maandenlang je best
gedaan en blijkt het geen goed paard te zijn, dan neemt
de man hem weer mee. Dat is financieel beter voor
hem, maar ook voor mij. Want als wij geen koersen
winnen dan kunnen we het financieel ook niet
volhouden. Met paarden is het nu eenmaal moeilijk. Je
kunt een heel mooi paard op stal krijgen dat nooit een
harddraver zal worden en je kunt een paard krijgen met
een bochel en hij vliegt. En daar gaat het toch om. Je
moet goed materiaal hebben, want met je
schoonmoeder kun je geen koers winnen'.
Hij wijst naar de stal, staat op, kijkt om de hoek, roept iets en keert dan weer terug naar zijn stoel.
Ook hier loop ik heus niet altijd over rozen al zou ik me
mijn leven niet kunnen voorstellen zonder deze stal. Ik
had het van de week nog. Zo'n jaar geleden hebben we
een jong paardje gekocht op de verkoping van
Buitenzorg. Het ding bleef maar een dik kogeltje
houden. Ik ermee naar Utrecht. We hebben foto's laten
nemen. Hij had hele slechte sesambeentjes en allebei
zijn hoefkraakbenen waren gescheurd. Het bleek dat hij
volkomen ongeschikt was om te harddraven. Hij had
helemaal niets gedaan en was de hele zomer op het
land geweest. Kijk, dan heb je het gevoel dat je door de
grond gaat. Dan moet je dat ook nog tegen de eigenaar
vertellen. Maar die zei gelukkig: "Niets aan de hand,
jongen. Niks aan te doen. Ik zal haar verkopen als
fokmerrie". Maar die man had wel een strop. Hij had
het paard aangeschaft voor zo'n duizendje of twaalf en
kreeg er nu nog zo'n drie en een half duizend voor.
Kijk, als ik een duur paard koop, laat ik hem eerst
keuren en dan verzekeren, want ik mag het risico niet
lopen.
Maar je weet het nooit tevoren. We waren dit jaar een
tweejarige aan het trainen. Saskia Zora, een zusje van
Patty Zora. In mei bij de training liep zij al 23. Het was
het beste beestje met Stef Hazelaar samen van zijn
generatie en zou als fokmerrie zeker zo'n f 30.000,- tot
f 40.000,- waard zijn geweest. Op een dag reed ik
haar. Ik ben aan het uitstappen en daar begint ze
ineens te zweten; ze was zo stijf als een plank.
Maandagziekte. Ze stond te bibberen en het werd
steeds erger. De dokter erbij. Het beestje had
bloedvergiftiging, dus ze moest nieuw bloed krijgen. Ze
verzette zich zo hevig dat ze aan een hartaanval stierf.
Dan moet je zo'n eigenaar bellen. Ik kon het gewoon
niet, dus heb ik het de dokter gevraagd. Daarbij kwam
nog dat het paard niet verzekerd was. Van zoiets ben je
dagenlang ziek.
De spanning om het Nederlands kampioenschap is
eigenlijk pas goed begonnen de laatste twee maanden
van het jaar 1978. Begin dat jaar hebben eerst Jan van
Dooyeweerd en Ruud Pools een eind voorgestaan en
pas later begon het gevecht tussen Jan Wagenaar en
mij. Wagenaar is eerst weken en wekenlang
uitgeschakeld geweest wegens een gebroken pols en ik
heb in het begin van vorig jaar ook niet veel gereden. Ik
heb later met mijn R-paarden zo'n vijftig koersen
gewonnen, die waren in januari, februari, nog niet
klaar. Met Olaf Pride heb ik pech gehad op Duindigt en
ik ben hem nu weer aan het klaarmaken. Maar hoe
verder het jaar naar zijn einde liep hoe meer het om en
om ging. Ramzes heeft dit jaar 9 koersen gewonnen,
Ronny W 13 koersen, Rio Tinto 8, Rik Fortuna 6 achter
elkaar, dat zijn allemaal 3-jarigen. Ik heb fijne
koerspaarden, dat is echt waar. Op een zondag in
december reed ik in Hilversum Rindy Fortuna, Phosphor
en Riekie V naar de overwinning en daarna in Nootdorp
Rio Tinto, Rakker Voorne, Rita Hanover en Patrick Zora
naar de eerste plaats. Ik zal er wel wat vergeten
hebben, maar wat geeft het. Ik heb nu gewonnen.
Denk nu niet dat het tussen Jan Wagenaar en mij vuur
en vlam is. In december koerste ik met Ronny W en hij
met Robert Belwin nog in Hilversum. Hij vroeg mij of ik
de kop wilde hebben en dat wilde ik. "We moeten geen
vijanden van elkaar worden", zei hij. "We moeten
gewoon goed met elkaar blijven, al vechten we dan om
het Nederlands kampioenschap".
Nou, dat vond ik prachtig en dat zei ik hem ook. We
weten ook beiden van elkaar dat we voor anderen
hebben gereden. Dat mag toch. Vrienden hebben
achter me gestaan, hebben me geholpen op een
sportieve manier en ik heb om mijn kampioenschap
gevochten als een duivel. Vergeet niet dat het je brood
is, het beleg op je brood tevens. Ik heb bijvoorbeeld
voor een eigenaar-trainer Rakker Voorne gereden. Ik
kende die man en die vond het leuk als zijn paard aan
het kampioenschap meedeed. Moet ik dan nee
zeggen? Maar ik heb ook paarden die nodig aan rust
toe waren op rust gezet. Ramzes bijvoorbeeld. De
eigenaar wilde nog wel, maar ik zei tegen hem: "Hij
heeft gewonnen op zijn klasse, maar niet op zijn vorm,
dus moet hij op rust". Hetzelfde is gebeurd met
Pimpelmees H. Hij was nog volop in vorm, maar hij
kreeg een hoefscheurtje. Op rust met hem. Volgend
jaar wil ik weer paarden aan de bak hebben.
Kijk, ik moet nu nog zes koersen rijden. Door mijn
voorsprong hoef ik niet zoveel meer te starten. Als ik er
tot 1 januari nog zo'n drie of vier win dan is het prima.
Ik kan het nu toch niet meer verliezen. Ik sta te ver
voor op Jan Wagenaar. De laatste dag vind ik
belangrijk. Dan moet ik nog een koers winnen in
Hilversum. Ik ga ook geen gekke dingen doen. De
prijzen van de stal worden niet verhoogd, dat zou al
heel ondankbaar zijn tegenover de eigenaars. Neen, zo
is Manus niet. Waarom zou ik? Ik heb het goed. Ik
verdien best, ik heb een vrouw die voortreffelijk de
boekhouding doet, die een heel kaartsysteem heeft
gemaakt van mijn paarden. Ik heb eigenaars waar ik
nooit bang behoef te zijn voor mijn geld. Wat wil een
mens eigenlijk nog meer en dan praat ik niet eens over
mijn voortreffelijke jongens op stal.
Dreigmenten
"En de dreigementen?", vragen we. "Hebben die niet
een heleboel vergald?"
Och, ik had er liever niet over willen praten, maar nu u
erover begint, moet ik wel. Het is enkele weken geleden
gebeurd. De telefoon ging en ik was er niet. Een knecht
neemt de telefoon aan en toen zei iemand: "Denk erom
als je baas in Nootdorp wint, schieten we hem van zijn
kar". De jongens hebben me dat niet willen vertellen,
maar daarna hebben ze ook mijn vrouw en kinderen
bedreigd. Ze zeiden: "Denk erom als uw man doorgaat
met koersen te winnen dan kan hij er zeker van zijn dat
u en uw kinderen wat overkomt". Het telefoontje kwam
uit Den Haag. Toen ik het hoorde zei ik tegen mijn
vrouw: "Ik gooi de handdoek. Ik wil geen narigheid. En
ik wil helemaal niet dat jullie wat overkomt". Maar mijn
vrouw en een paar eigenaars hebben toen tegen me
gezegd: "Ben je nou helemaal bedonderd. Juist nu
moet je doorvechten". En het lijkt wel of het een
prikkeling is geweest, zoiets van "Laat je niet kennen,
Manus". Vanaf dat moment ging er bijna niets meer
verkeerd en heb ik het kampioenschap glansrijk
gewonnen. Jan Wagenaar staat hier helemaal buiten,
dat behoef ik u natuurlijk amper te zeggen'.
'En nog wensen?'
'Ja, de banen zouden wat zachter kunnen, wat dat
betreft is Nootdorp het beste. In Hilversum, komt er
gelukkig een nieuwe tribune bij, want dat was hard
nodig. Maar dat is eigenlijk niet het belangrijkste wat ik
wil zeggen. Kijk, straks krijg ik de gouden helm. Dat is
natuurlijk prachtig, want ik heb dat ding het hele jaar
op. Maar waarom loven ze hier geen gouden, zilveren
en bronzen helm uit zoals in Duitsland. Dat zou mijn
ideaal zijn. Dan zou er niet alleen gevochten worden om
de eerste en tweede plaats, maar ook om de derde. Bij
ons is het alles of niets. Weet u nog wie er vorig jaar
tweede en derde zijn geworden? En dat zou iedereen
toch moeten weten. Dan zouden die rijders ook met
hun zilveren of bronzen helm het hele jaar door kunnen
rijden. Kijk, op "De Dag van het Paard" wordt er
bijvoorbeeld gezegd: "Die vent met die gouden helm is
de nationale kampioen". Prachtig, maar waarom de
tweede en de derde plaats ook niet de eer gegund?
Dan nog iets over het defile. In Duitsland vangt 5
minuten voor de start de parade aan, het defile. Dan
gaan de paarden weer terug, maar ze moeten op het
rechte einde naar de startauto toe. Desnoods kunnen ze
hun paard nog even weg laten lopen. Nummer tien
loopt bijvoorbeeld voorop en de anderen volgen. Tien
heeft de buitenkant en zo voegen alle anderen zich
gemakkelijk in. Waarom doen ze dat hier ook niet? En
dan tenslotte de kleuren. Dat is een al jaren hangende
en veelbesproken kwestie. Eigenlijk zou elke rijder zijn
eigen vaste kleur moeten hebben en niet de kleur van
de eigenaar. In de zomer als je zes tot zeven paarden
hebt lopen en je moet de volgende dag weer koersen
dan staat je vrouw 's nachts nog je buizen te wassen.
Dat is toch belachelijk. En voor het publiek zou het ook
veel gemakkelijker zijn. Nu kennen ze mij niet, want ik
rijd dan weer in de ene, dan weer in de andere kleur.
Het is niet om bij te houden. Bij andere trainers is dat
precies hetzelfde. Maar een aantal eigenaars wil perse
dat in hun kleuren wordt gereden. Waarom wordt er
niet eens over gestemd? Dan zou misschien wel blijken
dat zeventig procent er net zo over denkt als ik. (Dit is
inmiddels veranderd.)
En dan de reclame. Waarom kan
dat bij voetbal wel en bij ons niet? Dat brengt geld in
het laadje.
Firma's willen best voor elke koers f 1.000, - of meer
op tafel leggen mits ze maar reclame krijgen. Elke
trainer heeft gegarandeerd vijf tot zes zakenmensen op
stal, die onmiddellijk mee zouden doen. Waarom
gebeurt het dan niet? Ik vind dat die kogel eindelijk
maar eens door de kerk moet. "Reclame erin", moet
het N.D.R. zeggen. Daar zijn we allemaal mee gebaat.
Nou ja, dat zijn nieuwjaarswensen. Ik hoop dat ze er
iets aan gaan doen, maar ja, wie ben ik eigenlijk'.
We staan glimlachend op en schudden hem de hand.
'Jij bent de Nederlandse kampioen, Manus, en die mag
toch wel wat zeggen!'
Bij het afscheid nemen laat hij ons nog even de stal
zien. 'Gehuurd van de gemeente of van het Sportpark
als u wilt. Waarom zou ik mijn hele leven krom liggen
voor een zware hypotheek? Ik kan het toch niet
meenemen en in de polder wil ik niet zitten, want ik
ben een stadsjongen en zou doodgaan als ik 'savonds
voor ik thuis kom niet even in het buurtcafeetje langs
wip om er een biertje te pakken en wat te praten met
mijn vrienden'.
We zeiden het al. Manus Bouwhuis houdt van
gezelligheid en wat moet zo'n man genieten van zijn
kampioenschap. Wat moet er in hem, die van zijn
publiek houdt, niet omgaan als hij straks met de
gouden helm zijn ereronde mag rijden, het applaus al
het leed van het lief wegspoelt en hij misschien heel
even terugdenkt aan dat kleine jongetje in Hilversum,
die geen centen had voor de bus of een fiets om naar
de stal van Jan van Leeuwen te gaan en zoveel jaren
later kampioen van Nederland werd.
Bekende paarden van Manus Bouwhuis
Boven: Jacob R won in 1973 o.a. de Voorjaarsprijs
en Sprintersprijs der 5-jarigen, de Grote Rabobank-prijs en
het Leerlingenkampioenschap.
De hengst had een winsom van ca. Hfl. 81.000
Op deze foto zijn Jacob R en Manus Bouwhuis (in oranje kleuren)
op weg naar de baan van Duindigt voor deelnamen aan
de Holland- Belgie-match
Boven: Mirko Buitenzorg (Manus Bouwhuis) winnaar van
de Prijs der 2-jarigen en Productendraverij 1973.
Daarna was zijn carrière voorbij.
Boven: Mirko Buitenzorg en Manus Bouwhuis tijdens de ereronde
na hun zege in de Prijs der 2-jarigen 1973 in Groningen.
Boven: Nevada K winnaar van de Grote Prijs van Hilversum 1977,
de Groninger Paasprijs en de 2e serie van het Kampioenschap
van Friesland 1981.
Nevada K won totaal Hfl. 151.919.
Boven: Patty Zora met Manus Bouwhuis op Duindigt.
Boven: Race H en Manus Bouwhuis na hun overwinning
in de Terschelling-prijs 21-7-1979.
Boven: Ramzes (Manus Bouwhuis) op Duindigt 6-8-1978
op weg naar de start van de Derby R.
Boven: Rik Fortuna en een omkranste Manus Bouwhuis verzorgen
de ereronde na hun zege in het Kampioenschap der 4-jarigen 1979.
Boven: Rio Tinto en Manus Bouwhuis op Duindigt, 11-8-1979.
Boven: De reus Ronny W won o.a. het Wickevoort Crommelin Memoriaal
in 1979, het Kampioenschap der 5-jarigen 1980,
de GP der Winterfavorieten 1981 en Rensportprijs 1981.
Winsom 182.000 gulden.
Boven: Susanne Belwin (M. Bouwhuis) behaalde de winst in
het Criterium der 2-jarigen en in de Prijs der Besten 1978.
Tarzan H (M. Bouwhuis) won o.a. Zuid-Hollands Stayersprijs 1984,
De Fjouwer Fan E Jouwerprijs in 1985 en 1986,
de GP van Drachten 1985 en GP Gewest 's-Gravenhage 1987.
Terence Zora (M. Bouwhuis) won in 1979 het Criterium der 2-jarigen,
de
Prijs der 2-jarigen en de Prijs der Besten.
Boven: Tiranames (M. Bouwhuis) zegevierde in dead heat
met Trianka E in de Sweepstakes Merries 1980.
|